Waar lees je wat?

   Ik ben een treinlezer, met name op het traject Eindhoven – Amsterdam v.v.

   Bepaalde soorten boeken kun je probleemloos in de trein lezen: dikke boeken bijvoorbeeld. Romans, historische of filosofische studies.

   Gedichten lees ik in principe thuis, vaak 's avonds. Er liggen altijd wel twee of drie bundels op de salontafel en van tijd tot tijd lees ik dan twee of drie gedichten. Hardop. Laatst heb ik op een terras in Maastricht een groter aantal gedichten uit Hohner, de laatste bundel van Wiel Kusters, gelezen. Fluisterend.

   Problematisch zijn verhalenbundels. De lengte van verhalen kan variëren van soms minder dan tien bladzijden tot de lengte van een novelle. Verhalen gaan in principe goed in bad – even afstemmen op de tijd waarbinnen het water afkoelt – of in bed: bijvoorbeeld één verhaal voordat je het licht uit doet. In de trein kan het heel ingewikkeld worden. Ik las eens een bundel met veel korte verhalen in de trein en dat was zinloos: er gingen heen en terug zoveel verhalen aan me voorbij dat ze niets achterlieten. Ik neem nu altijd wat tijd tussen twee verhalen. Stel dat ik bij Geldermalsen net een verhaal uit heb, dan mag ik bij Culemborg aan het volgende verhaal beginnen. De vraag die zich voordoet, is in hoeverre een auteur de verhalen in een boek zorgvuldig gerangschikt heeft en of hij of zij dan eigenlijk ook bedoelt dat je de verhalen in die volgorde leest. Het zou best kunnen dat je het volgende verhaal niet meer vóór Amsterdam uit krijgt, maar het daaropvolgende verhaal, dat iets korter is, wel. Wat doe je dan?

   Bij dikke boeken doet dat probleem zich niet echt voor. Je leest zo'n vijf kwartier door, vindt een goede plek om te stoppen en begint op de terugreis een bladzijde of een halve bladzijde daarvóór.