Triund en de Muze van Zuid

   Op 26 mei speelden Doris en ik twee recitals in het Amsterdamse Festival De Muze van Zuid. In Zuid zijn (ik heb het niet nageteld) zo’n 65 straten vernoemd naar een componist en daarvan meer dan 40 naar een Nederlandse toondichter. Maar wie daar woont of er doorheen fietst, weet eigenlijk nauwelijks wie al die mannen (er zijn weinig straten naar vrouwen vernoemd) waren en wat voor muziek ze componeerden. Hoe komt het dat hun muziek zo weinig wordt uitgevoerd, luidt dan ook de vraag die je een week of wat voorafgaand aan het festival krijgt voorgelegd.

   Nu is dat de enige vraag die je me niet moet stellen. Toen ik een jaar of 15 was, speelde ik al mijn eerste wereldpremière: de tweede sonatine van Hans Osieck (geboortejaar 1910). Ik vind het nog steeds een leuk stuk en heb het nog vaak daarna uitgevoerd en opgenomen. Op 26 mei speelden we de wereldpremière van Triund van Wilma Pistorius (geboorterjaar 1991) en er staat al een behoorlijk aantal volgende uitvoeringen van het stuk gepland.

    
Daartussenin speelde ik trouwens een heleboel stukken van componisten naar wie in Amsterdam geen straat vernoemd is. Het is vaak ook wel een allegaartje, zo’n componistenwijk. In mijn Brabantse geboortestad Eindhoven ontbreken bijvoorbeeld juist de twee Brabantse componisten die zich aan de top van het Nederlandse componeren van de twintigste eeuw bevinden: Matthijs Vermeulen en Jan Ingenhoven. 

Het enige antwoord dat ik kan bedenken op boven geciteerde vraag is dan ook: wordt die muziek wel zo weinig uitgevoerd of is er gewoon sprake van een gebrek aan belangstelling? Uitspraken van Immanuel Kant, Jan Ingenhoven en Sem Dresden lijken argumenten aan te dragen voor de tweede optie.

   Inmiddels is Triund een compositie vol poëzie. En, zoals Doris stelde in haar inleiding tijdens de concerten, dat is iets waarvan onze tijd best wat meer mag hebben.