Afgelopen zondagmiddag ging ik in Oegstgeest naar een recital van Ksenia. Het programma begon met een compositie van haar Belarussische landgenote Galina Gorelova (1951) en eindigde met twee delen uit In de mist van Leoš Janáček , een van de giganten in het twintigste-eeuwse componistenlandschap. Daartussen veel Tsjechisch repertoire: Miloslav Kabeláč, Klement Slavický, Bohuslav Martinů, Pavel Jeřábek en Jaroslav Kvapil. Verder Jaroslav Křička, een Tsjechische componist die een tijd in Oekraïne gewoond en gewerkt heeft, de Oekraïense componist Vasil Barvinsky, die een tijd in (toen nog) Tsjecho-Slowakije gewoond en gewerkt heeft, en Boris Ljatosjynsky, van wie Doris en ik binnenkort een jeugdig Lied (‘Romans’) voor cello en piano gaan uitvoeren. Een tiental Oekraïeners woonden het concert op uitnodiging bij.
Ksenia maakt zichzelf nooit belangrijker dan de muziek, elke noot die zij speelt is doorbloed van haar liefde voor de compositie die ze uitvoert.