Repertoire

in onze koffer:

Hector Berlioz (1803-1869): La captive, in een versie met cello opgedragen aan Alexander Batta, de uit Maastricht afkomstige cellist/componist  die triomfen vierde in Parijs

Pauline Viardot (1821-1910): De sterren, op een tekst van de Russische dichter Afanasij Fet

Alfredo Piatti (1822-1901): La Sera – Piatti heeft nog heel wat meer gecomponeerd dan de etudes die nog steeds elke cellostudent slapeloze nachten bezorgen

Gaetano Braga (1829-1907): L’Esule – Braga was, evenals Piatti, een Italiaanse cellist en componist van vooral opera’s en werken met cello

Aleksandr Borodin (1833-1887): 3 liederen

Johannes Brahms (1833-1897): Zwei Gesänge – wij vinden de bekende versie met altviool ook heel erg mooi, maar maken gretig gebruik van de versie met cello (die trouwens een extra noot heeft)

Camille Saint-Saëns (1835-1921): Danse macabre – Saint-Saëns’ overbekende orkestwerk was gebaseerd op een eerder gecomponeerd lied. Later schreef hij zelf ook nog een Fantaisie voor viool en piano die tevens verscheen in een versie voor cello en piano. Wij gebruikten die Fantaisie om een cellopartij aan het oorspronkelijke lied toe te voegen.

Jakob Fabricius (1840-1919): Souvenir – een Deense componist, van wie wij ook nog nooit gehoord hadden

Jules Massenet (1842-1912): Élégie; On dit;  Nuit d’Espagne, met een cellopartij van Joseph Hollman

Joseph Hollman (1852-1927): Chanson d’amour – nog een Maastrichtse cellist/componist die gevierd was in Parijs (en bevriend met Saint-Saëns en Massenet)

Alphons Diepenbrock (1862-1921): Berceuse

Joseph Marx (1882-1964): Adagio – de sensualiteit van de Oostenrijkse laat-romantiek