Afgelopen zondag ging ik weer eens naar de opera en wel naar Der Rosenkavalier in de Bayerische Staatsoper. Dat was een hele gebeurtenis want het leek wel alsof men in München voor altijd vast zou zitten aan de nu zo’n halve eeuw oude enscènering van Otto Schenk. Maar nu was daar eindelijk Barry Kosky, die de verantwoording op zijn schouders geladen kreeg een nieuwe enscènering te presenteren, samen met Vladimir Jurowski, de aanstaande GMD van de Staatsoper. En dat alles onder bijzondere omstandigheden: een lege zaal en een, naar het voorbeeld van Ariadne, gereduceerde orkestbezetting.
Het grappige van Der Rosenkavalier is dat, als je erover praat of schrijft, het uiteindelijk altijd over de Feldmarschallin gaat. Zoals ook nu. Niet alleen omdat het om een indrukwekkend roldebuut van Marlis Petersen ging, maar ook omdat Kosky een centrale zin van haar: “Die Zeit is ein sonderbar Ding”, als allesbepalend uitgangspunt heeft gekozen en fysiek op het podium brengt in de gedaante van Dr.Chronos. Uiteindelijk gaat de opera zo niet uitsluitend over vergankelijkheid maar, zoals de SZ schrijft, over “den Lebensdrang in der Todessehnsuscht der Marschallin. … der Plüsch ist weg, die schiere Kostümparty, die Schwere des Parfüms der alten Dame. Denn was ist schon alt an dieser Marschallin? Barry Kosky lässt sie beinahe hoffnungsfroh zurück, ihre Großmut gegenüber dem abtrünnigen Liebhaber Octavian, der sich wie von ihr prophezeit nun einer jüngeren zuwendet, ist nicht nur theatralische Geste, Zwangsoptimismus oder divenhafte Größe, sondern stille Zuversicht. So kann man enden. So kann man weitermachen.”
(nog bijwerken en corrigeren)